text

Trinity walks.
Annemieke Fanoy
2020

Als uitgangspunt voor deze Artist-in-residence nam ik als werkthema de drieëenheid kosterswoning / kerk / atelier. Mijn focus lag daarbij op het alledaagse bewegen tussen die drie gebouwen. Middels tekenen, schilderen en fotografie verkende ik verschillende parcoursen. En hier en daar kruisen die paden zich.

Wanneer ik aan Vincent van Gogh denk, denk ik niet direct aan dat ene schilderij, maar aan de manier hoe hij ons anders liet kijken. Naar het licht,
het alledaagse leven en met belangstelling naar fenomenen van je eigen tijd. De architectuur en de grond om de drie gebouwen in het centrum van Zundert vormen een eenheid in mijn visie. In die zin dat ze als geheel een soort rustpunt voor het dorp zijn. Een kleine oase waar mens en dier even aankomt en rondwandelt, een uitvalsgebiedje dat van iedereen is. De kerk inspireerde mij met zijn soberheid. Ik zoek in mijn werk altijd eenvoud, omdat deze juist moeilijk te bereiken is. Ik wist direct dat het atelier voor mij bijzonder zou zijn. En het is letterlijk ingegraven binnen deze drieëenheid. 
'Safe far from heaven' (Joe Henry, Our Song) voelde ik mij daar als het ware.
Het is een atelier dat me iedere dag deed werken en met deze groep werken toon ik wat de plek mij gaf. 
Van het één kwam het ander. Gedurende de vier weken liet ik mij leiden door de foto's die ik tijdens het werk maakte met verschillende soorten camera's. Die documentatie bepaalde hoe ik verder werkte.
Hierdoor kon ik steeds even afstand nemen en nieuwe dingen ontdekken. Ik toon de polaroids in de tentoonstelling, omdat zij de schakel vormen naar een abstracte manier van kijken. Later komt er een publicatie die ook de andere foto's zal tonen. Omdat de kerk wegens Covid gesloten was, werden de begraafplaats en de achtertuin voor mij des te belangrijker. En niet alleen voor mij. Het kindergraf van Vincent van Goghs doodgeboren broertje, die ook Vincent heette, functioneert als een soort van bedevaartsplaats. Verlies is iets wat ons allemaal verbind of we het willen of niet.

Mijn werk gaat over ordening, volgorde van handelingen, herhaling, ritme, controle versus verlies. Het overschilderen, weglaten om tot eenvoud te komen, is een metafoor voor het omgaan van misère. Alsof je het stiekem toch allemaal meester zou kunnen zijn.

Aan het begin van mijn residentie legde ik een groot stuk plastic zeil op de vloer van het atelier om alle sporen van het werkproces ongefilterd op te vangen. Dit zeil en de foto's vertellen op meta-niveau over het werk. Reflectie is onderdeel van mijn kunstenaarspraktijk, dat geeft het zin.


Trail
text by: Harmen Eijzenga
2015

,...In Annemiekes werk is het proces, het bedenken en het maken en het registreren, 
eigenlijk belangrijker dan het resultaat daarvan – hoewel dat proces natuurlijk wel 
aanwezig en zichtbaar is in dat resultaat als het onvermijdelijk einde van al dat werk. 
Proces en resultaat zijn identiek geworden: het proces is het resultaat, is 
het werk zelf geworden.’ 


Distance Courage 
text published by: De Vleeshal, Middelburg NL
2012

Annemieke Fanoy (Vlissingen 1970) werkt sinds 2005 weer in Zeeland. Ze loopt vaak langs de dijken aan de Oosterschelde waarna allerlei gevonden schatten op haar atelier eindigen, vertrekpunt voor nieuw werk. Uit dit proces komen tekeningen objecten en installaties voort, steeds met een andere visie op hetzelfde.

Een dorp verder van waar zij woont werd ze geïnspireerd door een prachtig jaren ‘70 openlucht zwembad compleet met klassieke badtoren: het Wissebad. Het zwembad is een L-vormige blauwe bak ingebed tussen dorp en polder. Ze onderzocht, door middel van verschillende methoden,
de ruimtevan deze voor haar bijzondere plek: het zwembad – leeg en gevuld met water. Ten eerste bouwde zij een ruimtelijke structuur in het lege bad die refereert aan de maat van een zwemmer en de golfslag van het water. Ook liet zij een vlieger met camera op boven het bad om de ligging
van het L-vormig bad in het landschap vast te leggen. Daarna filmde ze al zwemmend om het gegeven afstand nader te onderzoeken. Ze werkte samen met fotograaf Leo van Kampen en filmmaker Conny Beneden.

Fanoy voelt zich verbonden met het Zeeuwse landschap, het vlakke land, de vegetatie en het vele water. Het project in het Wissebad komt voort uit haar belangstelling naar de ervaring van de ruimte. Het onderzoek verloopt via de elementen aarde, lucht en water. De tentoonstelling laat een installatie zien, documentatie-fotografie en videowerk.

Annemieke Fanoy studeerde in 2002 af aan de Willem de Kooningacademie Rotterdam. Zij ontving in 2009 een basistipendium van het fonds BKVB/Mondriaan Fonds en exposeerde in binnen– en buitenland. Ze werkt in Middelburg en in Antwerpen.


Spaceburo: een kleine grote ruimte voor verbeelding en verbinding
text by: Ruth Loos
Antwerpen B, 2014

Beeldend kunstenaars Erik Van In en Annemieke Fanoy bundelen hun artistieke engagement tot een nieuwe inspirerende plek voor hedendaagse kunst in Antwerpen Noord. Met de tentoonstellingsruimte en werkplek SpaceBuro, gelegen in de Jan Palfijnstraat vlak naast de Moskee Al-Mouslimine, gaan zij de uitdaging aan niet te programmeren voor een ‘multiculturele wijk’. Hun uitgangspunt is de mens, het aanspreken van buurman en buurvrouw als individu, het waarderen van intermenselijke relaties ongeacht cultuur- en andere verschillen en/of overeenkomsten. 

Zelf verwijzen de kunstenaars met hun gekantelde, oude foto van de berg Kazbek in de Kaukasus - op de contactpagina van hun  website - niet alleen naar een vande belangrijkste vulkanische bergen ter wereld, inspiratiebron voor menig schilder en schrijver. Ze verwijzen er ook mee naar een regio gekend als kruispunt van culturen,religies en talen. Dat de foto gekanteld is kan een puur vormelijke keuze zijn, of verraadt de kanteling toch een zekere ‘niet-vanzelfsprekendheid’ in het multiculturele samenleven? Van Erik Van In weet ik dat hij een groot hart heeft voor ‘zijn multiculturele 
wijk’. Ik ben er dus redelijk gerust in dat SpaceBuro geen geïsoleerd eilandje wordt, maar de diversiteit in de wijk op een warmmenselijke doch artistiek-eigenzinnige wijze mee zal kleuren. 

Van In en Fanoy zoeken verbindend te werken en kunstenaars in een gemeenschappe-lijke zoektocht samen te brengen. Zij willen het onderzoek
van de kunstenaars delen met de gemeenschap. Van In en Fanoy organiseren, initiëren, cureren, nemen zelf deel, nodigen uit, faciliteren, delen.
Ze profileren Spaceburo niet louter als een receptieve ruimte maar stellen dialoog en uitwisseling centraal, van kunstenaar tot kunstenaar, maar
ook van kunstenaar tot buurman tot wijk. In de toekomst zullen zij ook voorzien in een werkplaats of residentie mét assistentie in hun 
prachtige grote atelier met daglicht. Lezingen en edities komen ook op het programma. 

Spaceburo is een kleine grote ruimte. Het is letterlijk een kleine tentoonstellingsruimte, conceptueel een grote ruimte. Het is een kamer in een huis
in een straat in een wijk. Het is een huiselijke witruimte voor verbeelding, onderzoek, trial & error. Het is een voel- en denkplek, waarbij de handen in de materie gedegen reflectie niet in de weg staan. 
Spaceburo
 heeft aandacht voor de vele facetten van het creatieve proces, de kunstenaars-praktijk. Niet enkel het tonen van het eindresultaat, maar ook het onderweg-zijn, het proces, wordt belicht. Space verwijst ook naar het werk van beide kunstenaars waarin de notie ruimte een belangrijke rol speelt. Van In koppelt ruimte aan tijd(sbeleving), Fanoy verbeeldt de lichamelijke ervaring van ruimte. 

De notie ‘ruimte’ wordt ook de invalshoek voor de eerste tentoonstelling Lovejoy Unit-1waarmee Spaceburo wordt ingewijd in maart 2014. Ook hier
is de naam niet zomaar gekozen. Arthur O. Lovejoy, een Amerikaanse historicus startte in het begin van de 20ste eeuw met een systematische studie van wat hij ‘ideeëngeschiedenis’ noemde. Naar het concept ruimte kunnen we dan kijken als een unit-idea waarover een 24-tal kunstenaars
beeldend reflecteren in evenveel tekeningen. Nieuwe associaties en verbanden komen naar voren. Verschillende aspecten van ruimte, van ruimte
en symboliek, fysieke en conceptuele ruimte, van natuurlijke en culturele ruimte, van het verlangen naar ruimte, ruimte en tijd en beweging, ruimte
en identiteit, ruimte in en rond het werk, en misschien vooral de ruimte van en voor verbeelding worden op uitnodigende wijze voorgelegd. 

Over het werk van de kunstenaars: Erik Van In (Antwerpen 1961) manipuleert tijd en ruimte. Hij bouwt objecten en installaties die reflecteren over tijd, over tijdservaring. Met een sterke mechanisch-technische, en ook digitale kennis werkt Van In aan beelden die dan weer poëzie oproepen, dan weer vervreemding, of beide. De esthetische ervaring komt er niet zozeer naar aanleiding van de vorm, wel in het verschijnen en verdwijnen van vorm, geluid, beweging in de tijd. Van In creëert tijd, tijd die stilstaat, tijd die beweegt. Tijd en ruimte worden artistiek en op ingenieuze wijze geritmeerd waarmee de kunstenaar ruimte opent voor contemplatie, en waarbij hij heel subtiel, ook humor aanwezig stelt. 

Annemieke Fanoy (Vlissingen 1970) verzamelt, manipuleert, creëert. Zij tekent, op papier en in de ruimte, twee- en driedimensionaal. Handmatig en met zorg sprokkelt zij en ziet zij het beeldend potentieel van gevonden of bestaande lijnen, vlakken en vormen. Zij isoleert ze en laat ze spreken. Fanoy creëert ook lijnen en vormen, houten lijnen bijvoorbeeld in een zwembad of galerij, waarmee zij het concept ‘ruimte’ inschuift in de ruimte,
en thematiseert tot kunstwerk. Het ‘lichaamsmatige’ is hierbij een belangrijk uitgangspunt. Het eigen lichaam is maatstaf voor de ervaring van ruimte, de ervaring van nabijheid, afstand, beweging en verlangen. Met Merleau-Ponty kunnen we spreken over een ‘pre-reflexieve’ ervaring, dit is, een ‘lichamelijk weten’, hier getransformeerd tot kunstwerk.


text by: Harmen Eijzenga ©
published in Genius Loci, De Vleeshal, Middelburg NL
2012

Dat beeld en context twee kanten van hetzelfde zijn laat Annemieke Fanoy zien in het beeldverslag van haar onderzoek. Het is een onderzoek naar de ervaring van ruimte – maar “ruimte” is een abstract begrip. Al sinds mensenheugenis heeft de mens de ruimte – en daarmee ook afstand 
en tijd – meetbaar gemaakt door zichzelf daarin af te beelden. De aarde, en later ook de kosmos, krijgt daarmee menselijke maten: een el, 
een duim, een palm, een pas, een voet, een handbreedte, een uur gaans, op loopafstand, een dagreis. Het oud-egyptische decimale stelsel is gebaseerd op het gegeven dat we tien vingers hebben, en het oude Engelse maatsysteem op de spanwijdte van de armen, en ook de “gulden 
snede” is een menselijke maat die nog steeds opgeld doet in de bouwkunde. “De mens is de maat van alle dingen” kun je dus heel letterlijk nemen.

De maat die Annemieke Fanoy gebruikt is die van de zwemmer-in-schoolslag. Die maat is  weergegeven in het raster dat in de middenzaal van de Kabinetten ligt, en waarin ook de golven van het water zijn verbeeld: het klotst zelfs tegen de muren op. En als je eenmaal die maat hebt, als raster uitgelegd in het (nog lege) zwembad, kun je dat in de context van het landschap plaatsen door een vlieger op te laten met een camera. En ook in beweging en dus tijd kun je dat zichtbaar maken: in het filmpje van de zwemmer zie je welke afstand/tijd één schoolslag vergt.
Maar het lichaam is ook een maat voor de ervaring: niet alleen de ervaring dat je de wereld kunt meten met je lichaam, maar ook het lichaam dat je laat voelen wat een uur gaans of een dagreis is. 
Allerlei verslagen van voetreizen, veldtochten, af- en terugtochten worden dan invoelbaar, voorstelbaar of juist onvoorstelbaar. En hoezeer de wereld een menselijke maat heeft kun je juist voelen als dat eens niet het geval is: een trap met te hoge treden, een niet-passende stoel, een te lage (op de
maat van middeleeuwse mensen gebaseerde) deur, het imponerende van de hoogte van een gotische kerk, het intimiderende van een oud gerechtsgebouw, het overweldigende van een verdedigingswerk. 
Misschien is die lichamelijke ervaring van ruimte en tijd (dus van afstand) voor Annemieke Fanoy in haar wandelingen over Noord-Beveland en langs de Oosterschelde voor dit onderzoek wel het begin geweest: het beeld van het Zeeuwse landschap in de context van de menselijke maat.


De rust van de chaos 
Harmen Eijzenga ©
2012

Het is maar een kleine ruimte: de lerarenkamer van het schoolgebouw in Middelburg waarin Annemieke Fanoy samen met een aantal andere kunstenaars haar atelier heeft. Langs de lange wand tegenover de deur een rij kasten, enkele dicht, enkele open. Links een raam dat vrijwel de
hele wand beslaat. Rechts een muur waaraan onder meer het nieuwste werk, geïnspireerd op haar strandvondsten: smalle tere linten elk op een velletje tekenpapier in een bepaalde vorm bevestigd. De volgorde ervan geeft me de indruk van een soort beeldgedicht, en dat zeg ik ook.
Annemieke constateert verrast dat dat inderdaad het geval zou kunnen zijn, en dat ze in elk geval in een bepaalde volgorde – misschien deze – één werk zullen gaan vormen.

Op de vloer daarvoor andere strandvondsten: plastic jerrycans en emmers in verschillende maten, alle gescheurd of kapot, en dat moet ook zo,
want daarom liggen ze nu hier: enkele ervan zullen als mal dienen voor diezelfde vormen in porcelein, een materiaal waarmee Annemieke nog maar kort werkt, een materiaal ook dat naar mijn idee het kapotzijn van emmer of jerrycan in breekbaarheid zal verdubbelen, maar waarvan de intens witheid de afvalstatus van de oorsprong juist zal ontkennen. Afval is dat trouwens nu al niet meer: het meenemen heeft het daarvan bevrijd, ontheven, en nu is alles mogelijk.

Aan de vierde wand, naast de deur, boven haar werktafel, hangt een soort prikbord, waarop bevestigd  allerlei persoonlijke dingetjes: takjes, lintjes, notities, die soms hun echo vinden in haar werk, binnengekomen zoals alle andere vondsten: een verzameling van voorlopigheid totdat  hun bestemming bepaald is. Nu is hun speciale plaats hier, waar ze ze steeds voor ogen heeft alsze aan die tafel zit te werken. 

Voor de kastenwand aan de overkant een tafel waarop een aantal spieramen bespannen met een kleurrijke stof en elk beschilderd zo dat de kleuren van de stof daardoorheen schijnen. Van deze stof werden vroeger “beuken” gemaakt – een beuk is het bovenstuk – het hesje, zou je kunnen 
zeggen -van de Zeeuwse vrouwenklederdracht, en de kleuren daarvan zijn kenmerkend voor de streek en de klasse waarin de vrouw thuishoorde. Enkele van deze doekjes hebben een pianoscharnier aan een verticale zijde, waaraan ze opgehangen kunnen worden zo, dat je je ook de minstens zo intrigerende achterkant kunt toedraaien: daar schijnen dan juist weer de kleuren van de verf (eitempera) door de stof heen.

Ander, deels ook ruimtelijk, werk laat een andere kant van Annemiekes werkwijze zien: het grafische dat ook in het beeldgedicht van de smalle linten strandvondsten zichtbaar is – werk door het zetten van streepjes, en als het zetten van streepjes, van vertakkingen: blaadjes, strikjes, rietjes, houtjes,
in elkaar gestoken of aan elkaar gehecht als ware het gegroeid, organisch, zoals ook het jongste werk: porceleinen takjes van bone china buisjes.
En dan herinner ik me een werk uit 2008, getiteld wish: in een cirkel een stenig vlak dal in een berglandschap met een sterrenhemel van blaadjes, 
bloemen en takjes, en in de berghelling links een uitsparing in de vorm van een huis gebed in weer zo’n takkenstelsel – dit is de verbeelding van waar je als vanzelfsprekend deelgenoot van bent “zonder dat je je ermee hoeft te bemoeien, wat groter is dan jezelf en waarin ook het gevoel van ontheemd zijn is verdwenen,” zegt Annemieke, “verandering, groei, leven, dood, alles gaat gewoon zijn gang.”  

Net als haar vindplaats in de Scheldebocht bij Wissenkerke: “die vindplaats bestaat alleen als je er bent, en elke keer zie je de verandering, daar maak ik ook steeds foto’s van, en zo neem je de vindplaats mee zoals hij was.” Dat geldt ook voor de vondsten: “die bestaan pas als ze gezien zijn, en kijken is jezelf herkennen, en dan zie je ook die tegenstelling: die troep op zo’n mooie plek - en ook dat die troep, eenmaal gevonden, in een waardevolle schat veranderd is.” 

En dan zie ik dat haar atelier helemaal zo klein niet is – tenminste als je een atelier als werkplaats opvat. Je bent geneigd een atelier als een besloten of omsloten ruimte te zien. Maar wat ik al had kunnen weten uit wat Annemieke vertelde over haar vindplaats aan het strand: een werkplaats bestaat waar je ook bent en zolang als je daar bent. Ik ontdek dat pas, als ik word uitgenodigd om haar jongste project te komen bekijken, ook in Wissenkerke, in het Wissebad, een klein openluchtzwembad dat elk jaar in april, op de grens van winter en zomer, vanwege het jaarlijks schoonmaak- en schilder-ritueel leeg moet. Annemieke had me al een aantal foto’s laten zien van toen ze daar voor het eerst was gaan kijken, in de smetteloze sneeuw, met ook een foto van een dode egel, zoals ze me later, als ze daar al bezig is met haar project, een foto stuurt van een uit het lege bad geredde pad op haar hand voor de lens gehouden. Inderdaad: verandering, groei, leven, dood, alles gaat gewoon zijn gang, terwijl je er als
vanzelfsprekend deelgenoot van bent.

In het diepe van dit bad legt ze een rasterwerk van duimstoksgewijs scharnierende latten waarvan de rastermaat – “distance”, het eerste titelwoord van dit project - bepaald is door lengte en breedte van een zwemmer-in-schoolslag. De latten overgolven elkaar scharnierend op de kruisingen. Er hoort een bikini bij en een badjas van één-centimeter-rasterstof die ze nog wil gaan bestikken met pailletten, een soort vissehuid moet dat gaan lijken, en dat ontlokt mij de vergelijking met een zeemeermin. Dat blijkt overeen te stemmen met haar plan voor het einde van dit project: als het bad weer vol water staat, zal ze als eerste daarin, dan moet ze “door” zoals dat heet, en ook onder water, en de moed daarvoor – “courage”, het tweede titelwoord - zit in de zeemeerminnebadjas, bedenken we ter plaatse. En het eigenlijke project nu is de serie foto’s en de video die ervan gemaakt worden: dat gaat op reis naar wie dit zal willen laten zien.

En dat brengt me tenslotte tot het inzicht wat ik gemist heb ondanks dat het zo duidelijk te zien was (of misschien wel omdát het zo duidelijk te zien was): in Annemiekes werk is het proces, het bedenken en het maken en het registreren, eigenlijk belangrijker dan het resultaat daarvan – hoewel dat proces natuurlijk wel aanwezig en zichtbaar is in dat resultaat als het onvermijdelijk einde van al dat werk.  Zo liggen ook hier, in haar atelier in dit Middelburgse schoolgebouw, al die strandvondsten op de vloer te wachten op de verandering onder haar handen die het zullen maken tot wat ze er al in herkend heeft. Dat lijkt me ook de essentie van Annemiekes werk: verzamelen – fysiek en in haar hoofd - van wat ze gezien en herkend heeft zonder al te weten wat erin verborgen zit, maar in de zekerheid dat zich dat onder haar handen zal onthullen als ze daarvoor de tijd neemt, zodra ze daarvoor de rust kan vinden. 

Het is maar een kleine ruimte, het atelier van Annemieke, en het is een grote chaos – en toch, wie er ook binnenkomt, zijzelf, collega’s, en ik ook, stelt vast: er gaat een grote rust van uit. Het is de chaos die de orde mogelijk maakt, die elke orde mogelijk maakt, het is een verzameling waar al in zit wat het moet worden, wat het kan worden, in het moeizaam verworven vertrouwen dat er iets uit kan groeien wat nog niet bestaat, maar dat juist deze chaos mogelijk maakt.